Introductie
Studievoorschotmiddelen zijn bedoeld voor ontwikkeling van de kwaliteit in het hoger onderwijs. 10% van deze middelen zijn bedoeld voor landelijke projecten zoals de City Deal Kennis Maken. Het overgrote deel, 90% van de studievoorschotmiddelen, zijn echter bedoeld voor de investeringen in de kwaliteitsafspraken. Voor het toekennen van de (90%) studievoorschotmiddelen van de kwaliteitsafspraken worden in totaal 54 instellingen (36 hogescholen en 18 universiteiten) getoetst.
Hieronder worden de investeringen voor de kwaliteitsafspraken uiteengezet. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de cijfers uit de rijksbegroting van 2020. Deze cijfers wijken af van de originele afspraken in het landelijk kaderdocument.
Tabel 1: Investeringen kwaliteitsafspraken (bedragen x €1.000.000; afgeronde cijfers)
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
hbo | 120 | 141 | 239 | 299 | 315 | 357 |
wo | 72 | 86 | 146 | 182 | 192 | 217 |
totaal | 192 | 217 | 385 | 481 | 507 | 574 |
In de tabel is er te zien dat er ieder jaar steeds meer geld vrijkomt (‘de oploop’). Dit komt doordat de kosten voor de afgeschafte basisbeurs tot en met 2024 gradueel afneemt, waardoor steeds meer geld vrijkomt voor de studievoorschotmiddelen.
Periode 2019-2020
De studievoorschotmiddelen zijn in 2019 en 2020 beschikbaar gekomen in de lumpsum van de instelling. De lumpsum is het vast bedrag wat instellingen in het hoger onderwijs krijgen van het Rijk. Zij beslissen zelf hoe dit geld wordt uitgegeven. Over deze (extra) middelen is echter de afspraak gemaakt dat hogescholen en universiteiten de studievoorschotmiddelen zouden besteden aan de thema’s van de gemeenschappelijke agenda, dat studenten instemmingsrecht zouden krijgen op de besteding van deze middelen als onderdeel van de hoofdlijnen van de begroting, en dat instellingen zich zouden verantwoorden in het jaarverslag.
Deze periode zou daarnaast gebruikt worden om de kwaliteitsafspraken op instellingsniveau te ontwikkelen in samenwerking met de medezeggenschap. De toekenning van de middelen op basis van de toetsing van de plannen – met de bijbehorende beoordelingscriteria – geldt vanaf 2021, omdat de NVAO in 2020 nog plannen beoordeelt.
Periode 2021-2024
Vanaf 2021 worden de (90%) studievoorschotmiddelen jaarlijks uitgegeven wanneer de plannen van de instellingen door de minister zijn goedgekeurd. Deze middelen worden dan met de rijksbijdrage meegestuurd. Mochten de plannen van een instelling na een hersteltraject nog steeds ‘onvoldoende’ zijn, is het uitgangspunt dat de middelen in de jaren 2021 tot en met 2024 niet worden uitgekeerd. Deze middelen zullen in deze periode dan naar rato worden verdeeld over de andere hogescholen of universiteiten.
In 2022 vindt een tweede toetsing plaats, waarin de NVAO de voortgang van de realisatie van het plan van de instelling beoordeelt. Mocht dit ‘onvoldoende’ zijn, heeft zij nog een jaar om de minister te overtuigen van voldoende voortgang. De NVAO toetst in het najaar van 2023 dan nogmaals of er sprake is van voldoende voortgang. Meer informatie over deze toetsing staat in het landelijk kaderdocument. Blijkt in 2023 dat de instelling te weinig resultaat heeft gerealiseerd, wordt zij gekort op de ‘oploop’ tussen 2023 en 2024. Dit gaat dus over het geld dat ten opzichte van 2023 als extra middelen aan de instelling zou worden uitgegeven in 2024.
Het is echter afgesproken dat deze middelen niet ten koste mogen gaan van de onderwijskwaliteit voor de student. Deze ‘oploop’ wordt in dit geval beschikbaar gesteld aan docenten van de desbetreffende instelling via het Comeniusprogramma, tenzij de minister om gegronde redenen in het geval van een individuele instelling niet voor deze systematiek kiest.
Lokale uitwerking
Voor een individuele instelling gaat het jaarlijks dus om (soms) miljoenen extra investeringen voor het onderwijs. Gezien de omvang van deze middelen, is het van belang om binnen de instelling duidelijk te hebben waar deze middelen in worden geïnvesteerd. Er is daarom afgesproken dat de kwaliteitsafspraken expliciet moeten worden vermeld in de hoofdlijnen van de begroting, waar de medezeggenschap instemming op heeft. Ook in de jaarafrekening kan worden gevonden hoeveel geld er is gebruikt voor de kwaliteitsafspraken. Consulteer het bestuur wanneer onduidelijkheid bestaat over de begroting of de bestedingen van de kwaliteitsafspraken.